Fortengordels als militair erfgoed

Voorstelling in het reduit van fort 4 (copyright: stad Mortsel)

De meeste forten en schansen hebben vandaag geen militaire functie meer. Zij hebben echter - geheel of gedeeltelijk - een nieuwe functie gekregen: natuur, recreatie en/of cultuur. De cultuurhistorische functie bestaat vooral uit de bescherming als erfgoed, het restaureren van het militair erfgoed, geleide rondleidingen en/of een museale functie. Sommige forten zijn geheel of gedeeltelijk een museum. In andere forten zijn socio-culturele verenigingen actief, of worden culturele evenementen georganiseerd.

Militair erfgoed

De verdedigingswerken van de Antwerpse fortengordels zijn gebouwd en aangelegd tussen ca. 1585 en 1939. Het merendeel dateert uit de periode 1859-1914. De werken vormen verschillende linies met elkaar: stelsels van functioneel en ruimtelijk samenhangende onderdelen, zoals forten, omwallingen, schootsvelden, schansen, bunkerlinies, enz. Samen vormden deze defensieve stelsels de Vesting Antwerpen.

De Brialmontforten 1860-1864

De acht Brialmontforten zijn een belangrijk onderdeel van de Grote Omwalling en in grote lijnen identiek. Alleen het als eerste gebouwde fort 3 in Borsbeek is iets anders van ontwerp. Elk fort is ca. 35 ha. groot, inclusief de fortgracht en het glacis daaromheen.

De gordel van Brialmontforten omvat de forten 1 in Wijnegem (in 1959 afgebroken), 2 in Wommelgem, 3 in Borsbeek, 4 in Mortsel, 5 in Edegem, 6 en 7 in Antwerpen (Wilrijk) en 8 in Antwerpen (Hoboken).

Een Brialmontfort heeft een polygonale plattegrond en bestaat uit een forteiland met een brede gracht. Aan de voorzijde is de gracht ruim 50 meter breed, aan de achterzijde bijna 40 meter. Rond de gracht loopt de bedekte weg waar verdedigers, gedekt door het glacis, ongezien konden rondlopen. Het trapeziumvormige eiland zelf is ca. 20 ha groot en omvat aardwerken en gebouwen. Het naar de vijand gerichte hoofdfront vormt de kleine basis van het trapezium. De grote basis bestaat uit het naar de stad gerichte keelfront. De zijfronten vormen de zijden.

Vanaf het forteiland kan het garnizoen de gracht onder vuur houden vanuit de caponnières en batterijen. Hoge aarden wallen binnen langs de gracht beschermen het fort en dienen tegelijkertijd als opstelplaats voor de artillerie. Het reduit is toegankelijk via de reduitingang met brug, en de rest van het eiland via de artillerie-ingang, die meer aan de zijkant is gelegen.

De gebouwen van de Brialmontforten zijn bereikbaar vanaf het midden op het forteiland gelegen terreplein. Het opvallendste gebouw is het ‘reduit’, een zelfstandig verdedigingswerk dat kan dienen als laatste wijkplaats. Het reduit is feitelijk een fort binnen het fort en ligt midden op het eiland aan de keelzijde. De plattegrond is die van een uitgerekte cirkel. Ieder reduit heeft een droge gracht van 9 meter breed en 9 meter diep rondom, en een open binnenplaats.

Het reduit zelf is twee verdiepingen hoog, met een gevechtsplatform erop. Tegen het reduit ligt aan de voorzijde ook een glacis, om het van een afstand onzichtbaar te maken. Het langgerekte hoofdfrontgebouw ligt onder het hoofdfront en huisvest de manschappen. De taps toelopende caponnière daarvóór is naar de vijand gericht. Het daarop staande geschut houdt de gracht onder vuur, samen met dat op de twee halve caponnières aan de zijflanken en de lage batterijen meer naar achteren.

Alle gebouwen zijn opgetrokken van baksteen. Vooral het hoofdfrontgebouw, de halve caponnières en de reduitingang zijn voorzien van natuurstenen decoraties, decoratieve metselverbanden, siermetselwerk en accenten door kleurverschillen in de baksteen. De meeste Brialmontforten werden in 1907-1911 met (on)gewapend beton versterkt.

Soms werden op het glacis strategische bosjes aangelegd om de caponnière te maskeren. Bovendien ziet de vijand door de bomen niet waar het vuur neerkomt en kunnen er geen loopgraven worden aangelegd. Van fort 2 bleven op het nog aanwezige glacis een groot deel van het strategische bos bewaard. Het zijn nu twee bospercelen gescheiden door open ruimte.

Tegelijkertijd met de Brialmontforten werd ook het fort Noordkasteel gebouwd, een citadel als noordelijke tegenhanger van het 16de-eeuwse Zuidkasteel. Van de Grote Omwalling zelf zijn de schansen Jeugdherberg en Brilschans de enige restanten. Deze omwalling werd in 1963 afgebroken om er de ring van Antwerpen aan te leggen.

De hybride forten (1870- 1897)

De hybride forten zijn varianten op de Brialmontforten, die onderling veel verschillen. Ook zij hebben een polygonale plattegrond en bestaan uit een forteiland met hoge wallen en met daaromheen een brede gracht, een bedekte weg en een buitenglacis. De buitenomtrek van de gracht heeft bij sommige hybride forten een meer uitgesproken stervorm, bij andere is de gracht veel meer rechtgetrokken.

Het fort van Schoten heeft aan het keelfront een droge gracht, met aan weerskanten kazernes. Het eiland van het fort van Kruibeke is asymmetrisch van vorm. De bebouwing van het fort is van baksteen, die tijdens de bouw (en soms later) met (on)gewapend beton is versterkt. Van de forten van Schoten (1886-1893) en Duffel (1886-1892) is de bouw begonnen in baksteen en voltooid in beton. Tussen 1891 en 1900 werden ook de andere forten omgebouwd tot pantserforten en met beton versterkt. Na 1888 werd alleen nog in beton gebouwd.

Bovendien gaat het niet altijd om gebouwen rond het open terreplein, maar om gebouwen die door bomvrije gangen met elkaar zijn verbonden. Bij de latere betonnen forten zal deze ontwikkeling verder worden doorgezet. De hybride forten zijn dus een combinatie van hoge wallen, bakstenen muren, betonnen gewelven en pantserkoepels.

Anders dan de Brialmontforten hebben de hybride forten meestal geen reduit, of een reduit met een heel andere vorm. De reduitingang met bijbehorende brug ontbreekt meestal ook. Andere gebouwen (hoofdfrontgebouw, caponnière, halve caponnières, batterijen) zijn verwant aan die van de Brialmontforten. Wel is duidelijk: hoe later het fort is gebouwd, hoe minder decoraties en siermetselwerk. Ook de forten van Kapellen, Lier, Merksem, Steendorp, Walem, Zwijndrecht horen bij dit type. In deze periode zijn ook de Defensieve Dijk en de schans Halve Maan in Zwijndrecht aangelegd.

De rivierforten

Van de vier overgebleven rivierforten langs de Schelde zijn er twee (Liefkenshoek en Sint-Marie) op de linkeroever gebouwd, en twee op de rechteroever (Lillo en Sint-Filips). Ze maakten deel uit van de Scheldeverdediging en van de Staats-Spaanse linies.

Lillo en Liefkenshoek zijn van oorsprong 16de-eeuwse forten. Ze zijn gebouwd als een omwalde en omgrachte vesting met bastions, en bedoeld om samen de Schelde af te sluiten. De tegenover elkaar gelegen forten Sint-Marie en Sint-Filips deden hetzelfde; tussen beiden werd een vlotbrug gelegd.

Gebouwd door de Antwerpenaren, zijn de forten naderhand in Spaanse, Nederlandse, Oostenrijkse en Franse handen geweest, die op hun beurt vele wijzigingen doorvoerden.

De forten Sint-Marie en Sint-Filips hebben nu vooral een 19de- of vroeg 20ste-eeuws karakter, aan de forten van Lillo en Liefkenshoek is hun 16de-eeuwse oorsprong nog wel goed zichtbaar. Op de forten staan militaire bouwwerken, alleen op het fort van Lillo zijn er ook woonhuizen gebouwd.

De betonnen pantserforten (1907-1914)

De betonnen pantserforten zijn allemaal gebouwd tussen 1907 en 1914, naar een ontwerp met vier varianten. Allemaal bestaan ze uit een trapeziumvormig of vrijwel driehoekig forteiland met een fortgracht, bedekte weg en buitenglacis rondom. De pantserforten zijn gebouwd van ongewapend of licht gewapend beton, met aarden wallen rondom en gronddekking erop. De gebouwen op het forteiland hebben een compactere plattegrond dan de Brialmontforten. De gebouwen zijn onderling door gangen met elkaar verbonden.

Er werd veel belang gehecht aan het bestrijken van de ruimte tussen de forten onderling door de traditorebatterij aan de achter- of keelzijde. In dit twee verdiepingen hoge, en in de gracht uitspringende, gebouw met gepleisterde gevels bevindt zich ook de enige toegang tot het fort. De toegang wordt bovendien geaccentueerd door een geblokte omlijsting en geblokte hoeken. De centrale gang leidt naar het hoofdgebouw of naar de kazernes, die er haaks op staan. Deze traditorebatterij met bijbehorende toegangsbrug is dus het enige contactpunt en vormt het opvallende ‘beeld’ van het fort voor de buitenwereld.

De betonnen pantserforten verschillen onderling in belangrijkheid. Een fort van de eerste orde heeft meer en grotere pantserkoepels dan een fort van de tweede orde. Bovendien verschillen de forten onderling in hun grachtverdediging die bepaald wordt door de plaatsing van het geschut.

Er bestaan vier types: 

  1. Bij de forten van het type met samengevoegde caponnières zijn de caponnières aangelegd op de hoekpunten aan de voorkant van het trapeziumvormige forteiland: de forten van Haasdonk, Liezele, Breendonk, Koningshooikt, Broechem, Oelegem en Ertbrand.
  2. Bij het type met gedetacheerde reverscaponnière zijn op een eilandje vóór het forteiland caponnières gebouwd vanwaar het garnizoen ook naar achteren kan vuren: de forten van Sint-Katelijne-Waver, ‘s-Gravenwezel en Stabroek.
  3. Bij het type met aangehechte reverscaponnière is het forteiland driehoekig van vorm en is de caponnière op de naar voren gerichte punt gebouwd. Ook bij dit type kan het garnizoen naar achteren vuren: de forten van Kessel en Brasschaat.
  4. Van het vierde type is er slechts één gerealiseerd: het fort van Bornem. Het heeft een uitzonderlijke, asymmetrische plattegrond. 

Je kan de plattegrond van het type met samengevoegde caponnières, het meest toegepaste type, hieronder downloaden.

De betonnen schansen van de Veiligheidsomwalling (na 1907)

Na 1907 werden tussen de Brialmontforten 18 kleine betonnen schansen gebouwd. Het is het kleinste type schans binnen de Antwerpse fortengordels. Van dit type zijn alleen schansen 16 en 17 in Antwerpen (Hoboken) overgebleven. Het zijn kleine betonnen pantserwerken met een pantserkoepel op de vijand gericht en daarachter, aan de keelzijde, een traditorebatterij om de intervallen te dekken. Deze schansen lijken op de schansen van de Buitenlinie, maar ze zijn kleiner en de traditorebatterij is lager.

De betonnen schansen van de Buitenlinie (na 1907)

Na 1907 werden tussen de forten van de Buitenlinie 12 schansen gebouwd als extra versterking: de schansen Landmolen, Lauwershoek, Puurs, Bosbeek, Dorpveld,  Tallaart, Massenhoven, Schilde, Oudaan, Drijhoek en Smoutakker. Met hun oppervlakte van ca. 2 ha zijn zij aanzienlijk kleiner dan de betonnen forten zelf, maar groter dan de schansen van de Veiligheidsomwalling. De schansen bestaan uit een ellipsvormig forteiland met een gracht rondom, maar zonder glacis. 

De schansen hebben - net als de betonnen pantserforten - een vrij grote traditorebatterij aan de keelzijde. Het gaat om een betonnen gebouw van twee bouwlagen achter de toegangsbrug. Daartegenaan ligt een steile aanaarding aan de voorzijde, met direct ervoor de pantserkoepel, die lager is dan de traditorebatterij.

De ‘halve’ schansen Bosbeek en Dorpveld in Sint-Katelijne-Waver hebben een traditorebatterij met slechts één flank. Vaak zijn op het forteiland naderhand bunkers bijgebouwd. 

Socio-culturele verenigingen

Verschillende gemeenten kochten het fort op hun grondgebied om socio-culturele verenigingen onderdak te bieden.

In fort 2 in Wommelgem is er een feestzaal. Fort 3 in Borsbeek biedt ruimte aan plaatselijke verenigingen en de Gemeentelijke Kunstschool Academia. En er is ook ruimte voor openluchtfuiven en evenementen.

De Simon Stevin Vlaams Vestingbouwkundig Centrum vzw is gevestigd in fort 5 in Edegem.

Het hoofdfrontgebouw en het officierenpaviljoen van fort 6 in Antwerpen (Wilrijk) worden verhuurd aan (studenten-)verenigingen.

In fort 8 in Antwerpen (Hoboken) is een jeugdcentrum actief.

Een mandolineclub is gehuisvest in het fort van ’s-Gravenwezel.

Musea en culturele evenementen 

Verschillende forten zijn geheel of gedeeltelijk omgevormd tot een museum of hebben een bezoekerscentrum. Sommige musea hebben ruime bezoekuren en een uitgebreide dienstverlening, andere zijn beperkt toegankelijk.

In fort 4 in Mortsel en in fort Liefkenshoek in Beveren is er recent een bezoekerscentrum ingericht. Het museum in het fort van Liezele in Puurs dompelt de bezoekers onder in het militaire leven in het fort rond 1914.

In fort 2 in Wommelgem zijn er vijf musea: Brialmontmuseum, Politiemuseum, Muziekinstrumentenmuseum, Sint-Elooimuseum en Musea WOI en WOII.

Het Poldermuseum in het fort van Lillo in Antwerpen zet de verdwenen polders en polderdorpen in de schijnwerpers.

In het fort van Brasschaat wordt de geschiedenis van het kamp van Brasschaat verteld. En het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in Brussel gebruikt het fort van Kapellen als magazijn voor historische tanks.

Je kunt het fort van Kessel in Nijlen alleen in groep en op afspraak bezoeken. Het fort van Duffel zal heropend worden met een bezoekerscentrum.

Het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk in Willebroek heeft een speciale rol als gedenkteken en museum voor het Nazisme en de Tweede Wereldoorlog.