Historiek

10de – 13de eeuw

De eerste stadsmuren

In 980 werd Antwerpen voor het eerst als castrum vermeld, wat wijst op het versterkte karakter. De Schelde was toen de grens tussen het Frankische en het Duitse rijk. Langs deze rivier bouwde keizer Otto II (973-983) verschillende versterkingen.

In de 13de eeuw werden de aarden wallen vervangen door de eerste stenen stadsomwalling. Deze stadsmuur was gebouwd in Doornikse kalksteen, die nog herkenbaar is in de onderbouw van het Steen aan de Schelde. Het Steen is zo de meest monumentale getuige van de eerste stenen stadsomwalling. Belangrijke delen van deze versterking verdwenen bij de aanleg van de nieuwe Scheldekaaien in de 19de eeuw.

Foto: de vrijmaking van het Steen tijdens het rechttrekken van de Scheldekaaien in de 19de eeuw (copyright: Architectuurarchief Provincie Antwerpen)

14de – 15de eeuw

De Antwerpse expansie

De groei van Antwerpen maakte het militaire nut van de oorspronkelijke burcht steeds kleiner. Bij elke grote stadsuitbreiding kwamen er nieuwe verdedigingsgordels, soms met muren en wallen, soms met alleen een verdedigingsgracht. 

Aan het einde van de 13de eeuw werd de vierde stadsuitbreiding gerealiseerd. Die komt grotendeels overeen met de huidige stad binnen de leien, een gebied van 210 ha. Ze was omringd door een stenen omwalling met 50 torens en 19 water- en landpoorten. Een aantal torens werden geïncorporeerd in de latere Spaanse omwalling waardoor er in de 19e eeuw nog foto's van gemaakt zijn. De Blauwe Toren, het laatste restant van deze omwalling, werd in 1879 onder luid protest gesloopt. Deze toren stond aan het huidige Blauwtorenplein. Af en toe worden bij bouwwerken nog sporen teruggevonden. De huidevetterstoren is een van de andere torens  tot in de 19e eeuw bleef staan. Deze werd zo genoemd omdat de ambachtslui van de huidevetters gevestigd waren in het bijhorende stadsdeel.

Foto: een van de andere overgebleven torens, de Huidevetterstoren, vóór de afbraak in 1870 (copyright: IRPA-KIK, Brussel, objectnummer
107450)

16de eeuw

Beroemde Spaanse omwalling

In de 16de eeuw bleek de beveiliging van de rijke metropool ontoereikend. De nieuwe, Spaanse omwalling werd in 1540 ontworpen door de Italiaan Donato de Boni di Pellizuoli, ingenieur van keizer Karel V. Nooit eerder werd in Europa een gelijkaardige, volledig nieuwe omwalling met bastions opgetrokken.

De omwalling was 5 km lang en bestond uit negen bastions, acht stadsmuren, vijf renaissance poorten met toegangsbruggen, een brede gracht en een buitengrachtmuur. De stadsmuren zelf waren bijna twee meter dik, geheel uit baksteen opgetrokken en bekleed met een uiterst verzorgd parement van witte hardsteen.

De bouw van de omwalling duurde twintig jaar. Maar al kort na de voltooiing werd de versterking aangepast. In 1567 besliste koning Filips II de Zuidercitadel toe te voegen: eerder om de stad te controleren dan om ze te verdedigen. De citadel werd een perfecte vijfhoek met vijf bastions, het ideaalbeeld van een renaissanceversterking. Het concept en de aanleg werden over heel Europa beroemd.

Kaart: Vergilius Bononiensis, Gezicht in vogelvlucht op Antwerpen en de Spaanse omwalling, 1565 (copyright: Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet – Unesco Werelderfgoed)

Eind 16de – midden 19de eeuw

Versterken van de Scheldeverdediging

In de 16de, 17de en 18de eeuw werd de Antwerpse versterking regelmatig aangepast en uitgebreid. Langs de Schelde kwamen er verschillende forten en schansen, mede door de Staats-Spaanse oorlogen.

Tijdens de opstand van de Nederlanden tegen koning Filips II poogde de Spaanse veldheer en landvoogd Alessandro Farnese om de forten van Lillo (op de rechteroever) en Liefkenshoek (op de linkeroever) in te nemen. Hij wilde hier de Schelde afsluiten om het opstandige Antwerpen te isoleren. Omdat dit niet lukte, liet hij ter hoogte van de Scheldebocht van Kallo twee nieuwe forten bouwen: Sint-Marie op de linkeroever en Sint-Filips op de rechteroever, met een vlotbrug tussen beide forten. Na de val van Antwerpen in 1585 bleven de forten van Lillo en Liefkenshoek in handen van de protestantse Nederlanders.

Ook tijdens het Franse en Nederlandse bewind in het begin van de 19de eeuw werd de versterking verder uitgebouwd, nu met het oog op haar rol als militair arsenaal.

Foto: Florent Joostens, zicht op de Spaanse omwalling, 19de eeuw (copyright: Architectuurarchief Provincie Antwerpen)

1851

'Nationaal Reduit' Antwerpen

Na de onafhankelijkheid van België in 1830 kreeg het land een strikte neutraliteit opgelegd. Gezien de politieke context bleef de vrees voor een Europees conflict of een inval bestaan, in de eerste plaats vanuit Nederland of Frankrijk. Omdat België geen noemenswaardige natuurlijke verdediging had, werd geopteerd om niet het hele land te verdedigen, maar te kiezen voor een ‘Nationaal Reduit’. 

Om strategische, politieke én economische redenen werd Antwerpen het Nationaal Reduit. Eerst werden in 1851 dicht bij de Spaanse omwalling alvast zeven fortjes met bastions opgericht en een aantal Scheldeforten gemoderniseerd. Op Linkeroever werd het Fort Vlaams Hoofd gebouwd. Van deze fortjes bleef slechts één restant bewaard in de sporthal Arena in Antwerpen (Deurne).

Foto: sporthal Arena vanuit de lucht (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams)

1859

Grotere stad, nieuwe omwalling

De groei van de stad en de sloop van de Spaanse omwalling leidden echter tot een nieuw verdedigingsconcept. In 1859 besliste de Belgische regering om een volledig nieuwe omwalling rond de stad te bouwen, de zogenaamde ‘Grote Omwalling’, naar het plan van kapitein Henri Alexis Brialmont. 

Deze Grote Omwalling bestond uit een omwalling (op de plaats van de huidige ring) en een vooruitgeschoven gordel van 8 bakstenen forten. Elk fort was ongeveer 30 hectare groot. De fortengordel liep van Wijnegem (fort 1) tot in Hoboken aan de Schelde (fort 8). In het noorden werd de stad beschermd door een inundatiegebied.

Foto: ingang van het reduit van fort 4, met het embleem van koning Leopold I (copyright: stad Mortsel)

1860

Antwerpen barst uit zijn voegen

Tegen het midden van de 19de eeuw was de stad opnieuw een bloeiend handelscentrum. De Spaanse omwalling belemmerde echter de groei van de stad. Vanaf 1860 werd de Spaanse omwalling afgebroken en de vesten gedempt om plaats te maken voor de Italië-, Frankrijk-, Britse- en Amerikalei.

Ondergronds bleven de fundamenten van de omwalling echter tot 6 meter diep bewaard. De Keizerspoort werd in 2003 bij de werken aan de Britselei opgegraven, gedemonteerd en heropgesteld in de ondergrondse parking Nationale Bank. Het is het eerste weer zichtbare relict van deze ooit toonaangevende constructie.

Foto: de Keizerspoort tijdens de opgravingen (copyright: stad Antwerpen)

1860

Grote Omwalling van Brialmont

De Grote Omwalling was 15 km lang en bestond grotendeels uit onbeklede aarden wallen op een bakstenen onderbouw, met daarvoor een gracht. Ze telde 19 poorten, een arsenaal en kazernes.

In de stad zelf bevond zich het militair hospitaal en het koninklijk paleis: noodzakelijke gebouwen voor een Nationaal Reduit. In het noorden werd de omwalling afgesloten met een nieuwe citadel: het Noordkasteel.

De bakstenen forten zelf, op bijna 2,5 km van de stad en op 2 km van elkaar, moesten Antwerpen beschermen tegen vijandig vuur. Ze zijn nagenoeg identiek en omvatten een centraal reduit, platformen, batterijen en wallen voor het geschut en een brede natte gracht.

Foto: de Mechelsepoort van de Grote Omwalling (copyright: Architectuurarchief Provincie Antwerpen).

1860

Bouwwerf Antwerpen

De bouw van de vesting was een kolossale onderneming en kostte ruim 40 miljoen frank. Om de massale hoeveelheid baksteen voor de wallen en de forten te produceren, werden steenbakkerijen opgericht of aangekocht. 

Kanalen werden gemoderniseerd en (spoor)wegen aangelegd om het materiaal te vervoeren. Er waren 13.000 arbeiders nodig voor de werken, zowel burgers als soldaten. De werken werden in een recordtempo voltooid. In 1864 kon de volledige vesting als afgewerkt beschouwd worden.

Foto: fort 8 in Antwerpen (Hoboken) vanuit de lucht (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams)

1870

Uitbreidingen en begin van de tweede gordel

Vanaf 1870 werd de fortengordel uitgebreid met een defensieve dijk en forten in Zwijndrecht en Kruibeke op linkeroever, en een fort in Merksem (Antwerpen). Zowel militair als economisch waren de versterkingswerken uit 1859 snel voorbijgestreefd.

Door het rechttrekken van de Scheldekaaien en de bouw van nieuwe dokken in het noorden van Antwerpen was de haven onvoldoende beveiligd. Ook het bereik van kanonnen werd steeds groter. Zo werden op het einde van de 19de eeuw de eerste forten van de tweede linie gebouwd: de forten in Steendorp (Temse), Walem (Mechelen), Lier, Schoten en Kapellen. En het nieuwe spoorwegfort van Duffel moest de strategische spoorlijn Antwerpen - Brussel verdedigen.

Foto: de schans Halve Maan aan de Defensieve Dijk tussen het fort van Zwijndrecht en het fort Sint-Marie (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams)

1906

Betonnen pantserforten voor de tweede gordel

In 1906 besliste de Belgische regering om de vesting Antwerpen uit te breiden met een  tweede vooruitgeschoven fortengordel in een wijde boog om de stad: van Haasdonk (Beveren) in het Waasland, over Bornem en Lier, tot Brasschaat en Stabroek op de rechteroever.

De volgende jaren werden 11  pantserforten en 12  pantserschansen in ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste geschut. Ook deze werf was enorm: op 23 plaatsen, verspreid over zowat 100 km, werd tegelijk gestart. De kosten werden geschat op bijna 14 miljoen frank. In 1913 was de bouw voltooid en begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de Duitse inval in 1914.

Foto: ingang van het fort van Stabroek (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams)

1914 - 1918

Rol tijdens WO I

Het ‘Nationaal Reduit’ functioneerde van augustus tot oktober 1914 als veilige toevluchtshaven. Toch lag het te ver van het middelpunt om een belangrijke rol te spelen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De nieuwe forten werden tot het uiterste verdedigd en hielden de Duitsers even op, ondanks zware beschietingen. 

Dit oponthoud was voor de burgerbevolking en het leger belangrijk om via een vlotbrug de Schelde over te steken. Zo konden ze terugplooien op de IJzervlakte, of vluchten naar Nederland of Groot-Brittannië. 

Uiteindelijk moesten de Duitsers meer troepen inzetten om de vesting Antwerpen in te nemen. Mogelijk hebben de Antwerpse fortengordels meegeholpen aan het vastlopen van het Duitse offensief tegen Frankrijk en de stellingenoorlog in de Westhoek en Noord-Frankrijk.

Foto: Duitse militairen inspecteren het vernielde fort van Sint-Katelijne-Waver, Duitse prentkaart uit 1914 (copyright: Eddy Van Leuven) 

1918 - 1945

Minimaal militair belang

Na de Eerste Wereldoorlog veranderde het verdedigingsconcept grondig door de uitvinding van de bunker, de luchtvaart en nieuwe wapens (bv. chemische wapens, tanks). De militaire rol van de fortengordels was zo goed als uitgespeeld, ook al omdat sommige forten zwaar beschadigd waren. Het leger gebruikte de meeste forten als magazijn voor materiaal, voor opleidingen en oefeningen.

Een laatste toevoeging aan de Antwerpse vesting is de Antitankgracht, een 33 km lange gracht tussen het Albertkanaal in Oelegem (Ranst) en de Schelde in Berendrecht (Antwerpen). Ze werd aangelegd tussen 1937 en 1939 en moest dienen als hindernis voor vijandelijke tanks.

De zigzag lopende Antitankgracht wordt beschermd door talloze bunkers en sluisbunkers, van waaruit ook het waterpeil geregeld werd. Ook het Duitse leger gebruikte de forten als magazijnen en voor opleidingen en oefeningen. Maar ook als doorgangskamp: het fort van Breendonk.

Foto: een sluisbunker aan de Antitankgracht in Stabroek (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams).

Na WO II

Exit militaire rol

Na de Tweede Wereldoorlog werden de verdedigingswerken afgebroken, of kregen ze een niet-militaire functie. De Antwerpse stadsmuren werden in de jaren 1960 gesloopt onder druk van de stadsuitbreiding en voor de aanleg van de ring.

Fort 1 in Wijnegem is het enige fort dat volledig werd afgebroken voor het rechttrekken van de Turnhoutsebaan in 1959 en de bouw van een winkelcentrum. Ook de schans van Massenhoven werd in 1976 volledig gesloopt om plaats te maken voor een waterspaarbekken langs het Albertkanaal.

Foto: afbraak van fort 1 in 1959 (copyright: Heemkundige Kring Jan Vleminck vzw)

Vandaag

Recreatie, natuur, erfgoed en cultuur

De tientallen forten, schansen, bunkers en kleinere verdedigingswerken bepalen tot op vandaag het uitzicht van de Antwerpse regio. Ze zijn van onschatbare waarde op het vlak van erfgoed en natuur. En ze bieden ongekende mogelijkheden voor recreatie en ruimtelijke ordening.

Zo is de Antitankgracht het langste beschermde landschap van Vlaanderen, met een bijzonder rijke fauna en flora. Dankzij een nieuw gebruik als fiets- en wandelroutes wordt er het juiste evenwicht gevonden tussen erfgoed en natuur.

Foto: speeltuin en arboretum in de schans van Puurs (copyright: provincie Antwerpen - Vilda, Yves Adams).